English-Dutch Dictionary - O

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1342) B (611) C (984) D (676) E (433) F (563) G (334) H (810) I (1369) J (102) K (66) L (422) M (581) N (314) O (329) P (723) Q (29) R (433) S (1470) T (5889) U (122) V (114) W (852) Y (302) Z (13)

English	Dutch Sort descending	Learn
observatories	observatieposten	Learn
obstacle	obstakel	Learn
ocean	oceaan	Learn
Oceania	Oceanië	Learn
oh	och	Learn
Oh, take me with you!	Och, neem mij mee!	Learn
or	of	Learn
Or have the planets sometimes not revealed that to you?	Of hebben de planeten dat soms niet aan je onthuld?	Learn
offensive	offensief	Learn
official	officieel	Learn
officially recognized	officieel erkend	Learn
official (long form)	officiële	Learn
OK	OK	Learn
OK, I'll take it	OK, ik neem het.	Learn
October	oktober	Learn
oil	olie	Learn
oil revenue	olie-inkomsten	Learn
omelette	omelet	Learn
over	omver	Learn
on the way	onderweg	Learn
online	online	Learn
our	ons	Learn
Our contact point is always reachable by phone.	Ons aanspreekpunt is altijd bereikbaar per telefoon.	Learn
our country house	ons landhuis	Learn
our (long form)	onze	Learn
Our bones are white.	Onze botten zijn wit.	Learn
Our daughter burned her finger on a match.	Onze dochter heeft haar vinger verbrand aan een lucifer.	Learn
Our family has taken over the operation of this restaurant.	Onze familie heeft de uitbating van dit restaurant overgenomen.	Learn
Our capital wants to force a place in the European gastronomic scene this stunt.	Onze hoofdstad wil met deze stunt een plaats afdwingen in de Europese gastronomische scène.	Learn
our job is not easy	Onze opdracht is niet eenvoudig	Learn
our task	onze taak	Learn
optician	oogarts	Learn
origin	oorsprong	Learn
original	oorspronkelijk	Learn
on	op	Learn
On May 4, runs the world the Wings for Life World Run for a cure for spinal cord injuries.	Op 4 mei loopt de hele wereld de Wings for Life World Run voor een remedie tegen ruggenmergletsel.	Learn