Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - N

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1356) B (616) C (991) D (685) E (434) F (568) G (334) H (820) I (1381) J (102) K (66) L (425) M (587) N (315) O (329) P (728) Q (29) R (435) S (1482) T (5919) U (124) V (115) W (856) Y (302) Z (13)
English Dutch Sort descending Recording Learn
New-year’s sun

nieuwjaarszon

news

nieuws

news (diminutive)

nieuwtjes

nothing

niks

National Railway Company of Belgium

NMBS

nor

noch

needs

noden

necessary; required

nodig

necessary (long form)

nodige

named

noemde

notable

noemenswaardige

not yet

nog niet

need

nood

Necessity knows no law.

Nood breekt wet.

need; necessity

noodzaak

never

nooit

never forget to save your file

nooit vergeten om je bestand op te slaan

North

Noord

North America

Noord-Amerika

Northern Ireland

Noord-Ierland

north

noorden

North Pole

Noordpool

Norwegian

Noors

Norway

Noorwegen

note

noot

normal

normaal

Normally I would agree with you.

Normaal zou ik het eens zijn met jullie.

Normandy

Normandië

nuts

noten

nutshell

notendop

notebook

notitieboek

now

nou

November

november

now

nu

Now it noticed that the door had come out of one hinge and slanted so badly that it could sneak through the gap into the room, and that is what it did.

Nu bemerkte het, dat de deur uit het ene scharnier geraakt was en zo scheef hing, dat het door de reet in de kamer kon sluipen, en dit deed het dan ook.

Now it realised correctly for the first time his good luck and the magnificence that surrounded him.

Nu erkende het eerst recht zijn geluk en de heerlijkheid, die hem omringde.