Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
English-Dutch Dictionary - M
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(1)
1
(8)
2
(4)
3
(1)
4
(1)
A
(1814)
B
(693)
C
(1169)
D
(814)
E
(501)
F
(658)
G
(403)
H
(995)
I
(1700)
J
(119)
K
(76)
L
(480)
M
(672)
N
(341)
O
(377)
P
(844)
Q
(32)
R
(508)
S
(1688)
T
(6712)
U
(153)
V
(123)
W
(1095)
X
(4)
Y
(338)
Z
(14)
English
Dutch
Sort ascending
Recording
Learn
My girlfriend is from Boston.
Mijn vriendin komt uit Boston.
Learn
My girlfriend helped me with my assignment for English.
Mijn vriendin heeft me geholpen met mijn opdracht voor Engels.
Learn
My girlfriend and I are engaged.
Mijn vriendin en ik zijn verloofd.
Learn
My friend is not married yet.
Mijn vriend is nog niet getrouwd.
Learn
My foot is so fat that it no longer fits in my shoe.
Mijn voet is zo dik dat hij niet meer in mijn schoen past.
Learn
my vocabulary is limited
mijn vocabulaire is beperkt
Learn
My flight was supposed to arrive at 2:30 p.m.
Mijn vlucht moest normaal om half drie ’s middags aankomen.
Learn
My father works for a bank.
Mijn vader werkt voor een bank.
Learn
My father is out.
Mijn vader is uit.
Learn
My father is bald.
Mijn vader is kaal.
Learn
My father is a bit old-fashioned.
Mijn vader is een beetje ouderwets.
Learn
My father’s hobby is growing roses.
Mijn vader heeft als hobby het kweken van rozen.
Learn
My future is closely bound up with the finances of my firm.
Mijn toekomst is nauw verbonden met de financiën van mijn bedrijf.
Learn
My phone is on the table.
Mijn telefoon staat op tafel.
Learn
My phone is waterproof.
Mijn telefoon is waterdicht.
Learn
My jet needed refueling.
Mijn straaljager moest bijgetankt worden.
Learn
My position is that we need to cooperate.
Mijn stelling is dat we moeten samenwerken.
Learn
My jeans are torn.
Mijn spijkerbroek is gescheurd.
Learn
My shoes are worn out.
Mijn schoenen zijn versleten.
Learn
My shoes squeak.
Mijn schoenen piepen.
Learn
My wallet is gone.
Mijn portemonnee is foetsie.
Learn
My parents want to divorce.
Mijn ouders willen scheiden.
Learn
My parents advised me not to drive too fast.
Mijn ouders hebben me afgeraden om te snel te rijden.
Learn
My old shoes are completely worn out.
Mijn oude schoenen zijn helemaal versleten.
Learn
my sincere condolences
mijn oprechte medeleven
Learn
My uncle is rich.
Mijn oom is rijk.
Learn
My grandmother is an experienced goldsmith who creates unique handmade jewelry.
Mijn oma is een ervaren edelsmid en maakt unieke handgemaakte juwelen.
Learn
My eyes sting because of the onions.
Mijn ogen prikken vanwege de uien.
Learn
My neck hurts.
Mijn nek doet pijn.
Learn
My humility makes me proud.
Mijn nederigheid maakt me trots.
Learn
My name is Peter.
Mijn naam is Petrus.
Learn
My name is Mary.
Mijn naam is Maria.
Learn
My mother is in the kitchen.
Mijn moeder staat in de keuken.
Learn
My mother tried to reconcile the couple.
Mijn moeder probeerde het paar te verzoenen.
Learn
My mom will kill me if she finds out.
Mijn moeder maakt me af als ze erachter komt.
Learn
My mum came back from the shop.
Mijn moeder kwam terug van de winkel.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
4
Page
5
Page
6
Page
7
Current page
8
Page
9
Page
10
Page
11
Page
12
…
Next page
Next ›
Last page
Last »