Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - I

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)
English Dutch Recording Learn
I’m certainly not about to leave you behind.

Ik laat je heus niet achter.
I’m bored.

Ik verveel me.
I’m behind him.

Ik sta achter hem.
I’m against corruption.

Ik ben tegen corruptie.
I’m afraid that I don’t understand that.

Ik ben bang dat ik dat niet begrijp.
I’m afraid of owls.

Ik ben bang voor uilen.
I’m afraid I have to turn you down.

Ik moet u helaas afwijzen.
I’m afraid he will never admit his guilt.

Ik vrees dat hij nooit zijn schuld zal erkennen.
I’m a vegetarian.

Ik ben vegetariër.
I’m a human.

Ik ben een mens.
I’m a baker.

Ik ben een bakker.
I’m 25.

Ik ben 25.
I’ll take a shower.

Ik ga douchen.
I’ll steal a car.

Ik ga een auto stelen.
I’ll show you a few pictures.

Ik zal je een paar foto’s laten zien.
I’ll see you at lunch.

Ik zie je bij de lunch.
I’ll note the address.

Ik zal het adres noteren.
I’ll make use of this opportunity.

Ik zal van deze gelegenheid gebruikmaken.
I’ll let you be the judge of that.

Dat oordeel is aan u.
I’ll just check.

Ik zal even polsen.
I’ll go on my own.

Ik ga wel alleen.
I’ll give you a demonstration.

Ik zal je een demonstratie geven.
I’ll get you some coffee.

Ik haal wat koffie voor je.
I’ll eat in a moment.

Straks ga ik eten.
I’ll come back.

Ik kom terug.
I’ll call the police.

Ik roep de politie.
I’ll bring wine.

Ik zal wijn brengen.
I’ll be right back.

Ik kom zo terug.
I’ll be flying to Boston.

Ik ga naar Boston vliegen.
I’ll be coming back tonight.

Ik kom vanavond terug.
I’ll be back soon.

Ik ben zo terug.
I’ll be back by nine.

Ik ben tegen negen uur terug.
I’ll assist you.

Ik help je.
I’ll ask Tom tomorrow.

Ik zal het Tom morgen vragen.
I’d like to visit Angkor Wat before I die.

Vooraleer te sterven wil ik Angkor Wat bezoeken.
I’d like to live on a farm.

Ik zou graag op een boerderij willen wonen.