English-Dutch Dictionary - I

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1005) D (695) E (438) F (572) G (335) H (831) I (1405) J (102) K (67) L (429) M (592) N (319) O (331) P (732) Q (29) R (440) S (1492) T (5969) U (131) V (115) W (862) Y (303) Z (13)

English	Dutch Sort ascending	Learn
impoverishes (3rd person singular)	verarmt	Learn
in advance	van tevoren	Learn
I don’t want to speak for myself.	Van mij zelf wil ik niet spreken.	Learn
is falling apart	valt uit elkaar	Learn
invitation	uitnodiging	Learn
invited	uitgenodigd	Learn
I’m not as old as you, of course.	Uiteraard ben ik niet zo oud als jij.	Learn
interpreters	tolken	Learn
interpreter	tolk	Learn
I met him by chance.	Toevallig ben ik hem tegengekomen.	Learn
I happen to be a good driver.	Toevallig ben ik een goede chauffeur.	Learn
influx	toestroom	Learn
increase	toename	Learn
increased	toegenomen	Learn
in vain	tevergeefs	Learn
immediately	terstond	Learn
in any case	ten minste	Learn
I feel dizzy every time I get up.	Telkens wanneer ik recht sta, voel ik mijn hoofd draaien.	Learn
I am currently learning Esperanto.	Tegenwoordig leer ik Esperanto.	Learn
In the middle of this there was a duck in her nest, who had to hatch her young; but it almost bored her, it took so long, before the ducklings hatched.	Te midden hiervan zat in haar nest een eend, die haar jongen moest uitbroeden; maar het begon haar bijna te vervelen, zo lang duurde het, eer de jongen uitkwamen.	Learn
iron (for clothes)	strijkijzer	Learn
I’ll eat in a moment.	Straks ga ik eten.	Learn
impunity	straffeloosheid	Learn
is rising	stijgt	Learn
intern	stagiair	Learn
internship	stage	Learn
Is the door open?	Staat de deur open?	Learn
Is there someone here who speaks English?	Spreekt hier iemand Engels?	Learn
is snowing	sneeuwt	Learn
immaculate	smetteloze	Learn
Is he hitting you?	Slaat hij jou?	Learn
I like science fiction better.	Sciencefiction bevalt me meer.	Learn
in-laws	schoonfamilie	Learn
illustrious	roemruchte	Learn
is raining	regent	Learn
in terms of	qua	Learn