Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - I

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1369) B (626) C (1010) D (696) E (439) F (572) G (336) H (832) I (1408) J (102) K (67) L (429) M (594) N (319) O (332) P (739) Q (29) R (442) S (1499) T (5977) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)
English Sort descending Dutch Recording Learn
I understand that he’s angry.

Ik begrijp dat hij boos is.

I understood.

Ik begreep.

I urge

ik dring erop aan

I urge that this plan be postponed.

Ik dring erop aan dat dit plan uitgesteld wordt.

I urgently need help.

Ik heb dringend hulp nodig.

I used to be in love with the teacher.

Vroeger was ik verliefd op de juffrouw.

I used to drink beer.

Ik was gewend om bier te drinken.

I used to have a lot more work.

Vroeger had ik veel meer werk.

I used to play tennis.

Ik speelde tennis.

I used to play the trombone.

Ik speelde vroeger de trombone.

I usually eat lunch at home.

Ik lunch meestal thuis.

I usually take a bath before going to bed.

Meestal neem ik een bad vooraleer ik ga slapen.

I waited for Tom for three hours, but he never showed up.

Ik heb drie uur op Tom gewacht maar hij liet zich niet zien.

I want a can of tomatoes.

Ik wil een blik tomaten.

I want a dish containing bread.

Ik wil een gerecht met brood.

I want a dish containing chicken.

Ik wil een gerecht met kip.

I want a dish containing eggs.

Ik wil een gerecht met eieren.

I want a dish with beef.

Ik wil een gerecht met rundsvlees.

I want a dish with fish.

Ik wil een gerecht met vis.

I want a dish with ham.

Ik wil een gerecht met ham.

I want access to my invoices.

Ik wil toegang tot mijn facturen.

I want my key back.

Ik wil mijn sleutel terug.

I want to be a cat.

Ik wil een kat zijn.

I want to be here.

Ik wil hier zijn.

I want to buy this dictionary.

Ik wil dit woordenboek kopen.

I want to check out.

Ik wil vertrekken.

I want to drink some water.

Ik wil water drinken.

I want to emphasize again

ik wil nog eens beklemtonen

I want to encourage my friend to go and exercise.

Ik wil mijn vriend aanmoedigen om te gaan sporten.

I want to enjoy it.

Ik wil ervan genieten.

I want to go there once more.

Ik wil daar nog een keer heen.

I want to know who paid for this.

Ik wil weten wie hiervoor betaald heeft.

I want to make love.

Ik wil vrijen.

I want to marry a virgin.

Ik wil graag met een maagd trouwen.

I want to rent a car.

Ik wil een auto huren.

I want to say I’m sorry.

Ik wil zeggen dat het me spijt.