Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - I

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1005) D (695) E (438) F (572) G (335) H (831) I (1405) J (102) K (67) L (429) M (592) N (319) O (331) P (733) Q (29) R (441) S (1492) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (303) Z (13)
English Dutch Sort descending Recording Learn
I feel dizzy.

Ik ben duizelig.

I am an American citizen.

Ik ben een Amerikaans staatsburger.

I am an Australian citizen.

Ik ben een Australisch staatsburger.

I’m a baker.

Ik ben een bakker.

I am a British citizen.

Ik ben een Brits staatsburger.

I am a Canadian citizen.

Ik ben een Canadees staatsburger.

I am a cook.

Ik ben een kok.

I’m a human.

Ik ben een mens.

I’m lonely.

Ik ben eenzaam.

I am somewhat surprised by the news of his departure.

Ik ben enigszins verrast door het nieuws dat hij vertrekt.

I have never been there.

Ik ben er nooit geweest.

I’m pretty sure that this is Tom’s umbrella.

Ik ben er vrij zeker van dat dit de paraplu van Tom is.

I'm used to it.

Ik ben eraan gewend.

I found out who Tom’s father is.

Ik ben erachter gekomen wie Toms vader is.

I am very disappointed in you.

Ik ben erg teleurgesteld in u.

I was born in Chicago.

Ik ben geboren in Chicago.

I’m not a separatist.

Ik ben geen separatist.

I like my job very much.

Ik ben gek op mijn werk.

I’m happy.

Ik ben gelukkig.

I’m cured.

Ik ben genezen.

I am divorced.

Ik ben gescheiden.

I am accustomed to cold weather.

Ik ben gewend aan een koud klimaat.

I'm used to the noise.

Ik ben gewend aan het lawaai.

I am used to low temperatures.

Ik ben gewend aan lage temperaturen.

I’m injured.

Ik ben gewond.

I’m just curious.

Ik ben gewoon benieuwd.

I’m just very tired and sleepy lately.

Ik ben gewoon zeer moe en loom de laatste tijd.

I didn’t go shopping yesterday.

Ik ben gisteren niet gaan winkelen.

I like to be submissive.

Ik ben graag onderdanig.

I happened to meet her in the street.

Ik ben haar toevallig tegengekomen op straat.

I agree with the author’s position.

Ik ben het eens met de stelling van de auteur.

I disagree.

Ik ben het niet eens.

I forgot.

Ik ben het vergeten.

I wasn’t born yesterday.

Ik ben heus niet van gisteren.

I went to college in Australia.

Ik ben in Australië afgestudeerd.

I got beaten up.

Ik ben in elkaar geslagen.