Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - I

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1369) B (626) C (1010) D (696) E (439) F (572) G (336) H (832) I (1408) J (102) K (67) L (429) M (594) N (319) O (332) P (739) Q (29) R (442) S (1499) T (5977) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)
English Dutch Sort descending Recording Learn
I like rice.

Ik hou van rijst.

I love growing tomatoes.

Ik hou van tomaten kweken.

I don’t cry easily.

Ik huil niet snel.

I can only go by that which was relayed to me.

Ik kan alleen maar afgaan op hetgeen dat mij werd verteld.

I can smell flowers.

Ik kan bloemen ruiken.

I can solve that problem in an instant.

Ik kan dat probleem in een handomdraai verhelpen.

I can do this alone.

Ik kan dit alleen.

I can recommend this restaurant.

Ik kan dit restaurant aanbevelen.

I can recommend a good hotel.

Ik kan een goed hotel aanbevelen.

I can recommend a good lawyer.

Ik kan een goede advocaat aanbevelen.

I cannot distinguish a frog from a toad.

Ik kan een kikker niet van een pad onderscheiden.

I can’t drink wine anymore.

Ik kan geen wijn meer drinken.

I cannot imagine it.

Ik kan het me niet voorstellen.

I can’t emphasize it enough.

Ik kan het niet genoeg benadrukken.

I can’t agree with you.

Ik kan het niet met je eens zijn.

I can’t condone what you did.

Ik kan hetgeen je deed niet goedkeuren.

I can recommend this book to you.

Ik kan je dit boek aanbevelen.

I can help you.

Ik kan je helpen.

I can’t hear you.

Ik kan je niet horen.

I can’t stand you.

Ik kan je niet verdragen.

I can’t follow you.

Ik kan je niet volgen.

I can’t remember your name.

Ik kan me je naam niet herinneren.

I can’t reveal my source.

Ik kan mijn bron niet onthullen.

I can’t find my umbrella.

Ik kan mijn paraplu niet vinden.

I can’t believe you take such nonsense seriously.

Ik kan niet geloven dat je zulke kletskoek serieus neemt.

I can’t help.

Ik kan niet helpen.

I can’t sleep with all this noise.

Ik kan niet slapen met dit rumoer.

I can switch.

Ik kan schakelen.

I know three of the people in this picture.

Ik ken drie van de mensen in de foto.

I know him better than anyone else does.

Ik ken hem beter dan wie dan ook.

I know my daughter better than anybody else.

Ik ken mijn dochter beter dan wie dan ook.

I tie my sweater around my waist.

Ik knoop mijn trui om mijn middel.

I bought this book three days ago.

Ik kocht dit boek drie dagen geleden.

I bought a computer.

Ik kocht een computer.

I hold grudges.

Ik koester wrok.

I will be back soon.

Ik kom snel terug.