Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - H

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1356) B (616) C (991) D (685) E (434) F (568) G (334) H (820) I (1381) J (102) K (66) L (425) M (587) N (315) O (329) P (728) Q (29) R (435) S (1482) T (5919) U (124) V (115) W (856) Y (302) Z (13)
English Dutch Recording Learn
held

gehouden
hatched

gekropen
happiness

geluk
happy

gelukkig
happy (long form)

gelukkige
happened (singular)

geschiedde
history

geschiedenis
happens (3rd person singular)

geschiedt
harassment

getreiter
has become

geworden
healthy

gezond
healthy (long form)

gezonde
health

gezondheid
hostages

gijzelaars
horrible

gruwelijkste
hearty

gulle
H (letter)

H
hook

haak
her

haar
hair

haar
her notes

haar aantekeningen
her hairy face

haar behaarde gezicht
Her assertion is incorrect.

Haar bewering is onjuist.
Her claim was incorrect.

Haar bewering was onjuist.
her camera

haar camera
Her death stunned me.

Haar dood heeft mij verbijsterd.
her husband

haar echtgenoot
Her honor was dishonored by the false rumours.

Haar eer werd onteerd door de valse geruchten.
Her English was impeccable; I didn’t think she was a foreigner.

Haar Engels was onberispelijk; ik dacht niet dat ze een buitenlander was.
Her job is to help customers.

Haar functie is om klanten te helpen.
her grandmother had never before been so beautiful, so big

haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest
her hands on her lap

haar handen op haar schoot
Her little hands were almost completely frozen from cold (paragraph)

Haar handjes waren bijna geheel van de kou verstijfd (paragraaf)
Her little hands were almost completely frozen from cold.

Haar handjes waren bijna geheel van de kou verstijfd.
Her hair is wavy and blonde.

Haar haren zijn golvend en blond.
Her repentance inspired others to change as well.

Haar inkeer inspireerde anderen om ook te veranderen.