Understand spoken Dutch

Verbs (simple past) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
How much were the expenses?

Hoeveel bedroegen de onkosten?

The captain shared the plunder fairly.

De kapitein deelde de buit eerlijk.

She demanded a specific mention.

Ze eiste een specifieke vermelding.

Tom said that the claim wasn’t true.

Tom zei dat de bewering niet klopte.

His misconduct led to his dismissal.

Zijn wangedrag leidde tot zijn ontslag.

He muddled his sentences.

Hij verhaspelde zijn zinnen.

He whirled himself in the water like a wheel, stretched out his neck towards the swans, and uttered such a loud and strange scream that it frightened himself.

Het draaide zich als een tol in het water rond, strekte zijn kop hoog in de lucht naar de zwanen uit en gaf zulk een luide en zonderlinge schreeuw, dat het er zelf van schrikte

Yanni heard Skura screaming.

Yanni hoorde Skura schreeuwen.

She lovingly stroked his beard.

Ze streelde liefdevol zijn baard.

I bought Tom a hot dog.

Ik heb een hot dog voor Tom gekocht.

His career evolved quickly.

Zijn loopbaan evolueerde snel.

The two were released on bail.

De twee kwamen vrij op borgtocht.

By the way, have you seen him lately?

Trouwens, heb je hem recent nog gezien?

Tom’s recovery took a year.

Toms herstel heeft een jaar geduurd.

The dew evaporated when the sun rose.

De dauw verdampte toen de zon opkwam.

He offered assistance to the crippled old woman.

Hij bood hulp aan de kreupele oude vrouw.

The two dogs quarreled over the bone.

De twee honden vochten voor het been.

The man flew out of the bend on the circuit.

De man vloog uit de bocht op het circuit.

Why would we want to punish you?

Waarom zouden we je willen straffen?

Tom accompanied Mary on the guitar.

Tom begeleidde Maria op de gitaar.