Understand spoken Dutch

"Tom (boy’s name)" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Tom was assigned that task. Tom kreeg die taak toegewezen.
I wonder whether Tom was murdered. Ik vraag me af of Tom vermoord was.
I hope Tom doesn’t think that we hate him. Ik hoop dat Tom niet denkt dat we hem haten.
Tom was badly beaten up. Tom was ernstig in elkaar geslagen.
Tom makes more money than his parents. Tom verdient meer dan zijn ouders.
Tom looked at the tall man suspiciously. Tom keek argwanend naar de lange man.
I think Tom is retired by now. Ik denk dat Tom intussen met pensioen is.
Tom was attacked by a lion. Tom werd aangevallen door een leeuw.
I didn’t know that Tom and John were brothers? Ik wist niet dat Tom en John jouw broers waren?
I’m sure that Tom will explain it to you eventually. Ik weet zeker dat Tom het je ooit zal uitleggen.
Tom ordered mineral water. Tom bestelde mineraalwater.
What did Tom tell Mary not to do? Wat vertelde Tom Mary dat hij niet moest doen?
Come on, let’s not distract Tom from his work. Kom op, laten we Tom niet afleiden van zijn werk.
Tom has an evil twin brother. Tom heeft een kwaadaardige tweelingbroer.
Tom is helping me with verb conjugation. Tom helpt me met het vervoegen van werkwoorden.
Tom and Mary put their drinks down and started kissing each other. Tom en Mary zetten hun drankjes neer en begonnen elkaar te kussen.
Tom likes peppermint chocolate. Tom houdt van pepermuntchocolade.
Tom wonders about his sexual orientation. Tom stelt zich vragen over zijn seksuele geaardheid.
Tom told me that I was wasting my time. Tom zei me dat ik mijn tijd aan het verspillen was.
At first, Tom thought French was difficult, but now he thinks it’s easy. Aanvankelijk vond Tom Frans moeilijk, maar nu vindt hij het makkelijk.