Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Let me explain.	Laat me het uitleggen.
	I won’t go unless you go.	Ik ga niet, tenzij jij gaat.
	it has not changed	het is niet veranderd
	What does that word mean?	Wat betekent dat woord?
	Were you married at that time?	Was je op dat moment getrouwd?
	She was still a virgin.	Ze was nog steeds een maagd.
	This is worth considering.	Dit is het overwegen waard.
	I want to go there once more.	Ik wil daar nog een keer heen.
	I want to leave now.	Ik wil nu vertrekken.
	He looked for the key.	Hij zocht naar de sleutel.
	I want my key back.	Ik wil mijn sleutel terug.
	We were aware of what was going on.	We wisten wat er gaande was.
	He made it public.	Hij hing het aan de grote klok.
	What do you have in mind?	Wat heb je in gedachten?
	I’ll be flying to Boston.	Ik ga naar Boston vliegen.
	Who built your house?	Wie heeft je huis gebouwd?
	By the way, where were you yesterday?	Trouwens, waar was je gisteren?
	He looked for his keys.	Hij zocht zijn sleutels.
	I need a distraction.	Ik heb afleiding nodig.
	His speech lasted an hour.	Zijn betoog duurde een uur.