Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Does it matter?	Maakt het uit?
	it is	het is
	he is	hij is
	I was	ik was
	he was	hij was
	it was	het was
	it has	het heeft
	he has	hij heeft
	It’s only Tom.	Het is Tom maar.
	I have	ik heb
	What kind?	Wat voor?
	she has	ze heeft
	for her	voor haar
	so that	zodat
	she is	zij is
	she was	zij was
	I am	ik ben
	How is she?	Hoe is zij?
	Are they still here?	Zijn ze er nog?
	I have to	ik moet