"not" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Don’t talk to her right now.	Praat nu niet met haar.
	They don’t like me.	Ze vinden me niet leuk.
	Sorry, I don’t understand.	Sorry, ik begrijp het niet.
	We don’t understand you?	Begrijpen wij je niet?
	I can’t talk about this.	Ik kan hier niet over praten.
	The monster was not dead.	Het monster was niet dood.
	She wasn’t able to meet him.	Ze kon hem niet ontmoeten.
	I tried not to laugh.	Ik trachtte niet te lachen.
	but we don’t care	maar dat kan ons niet schelen
	I didn’t get enough sleep.	Ik heb niet genoeg geslapen.
	I never liked him anyway.	Ik vond hem sowieso niet leuk.
	I can’t sleep with all this noise.	Ik kan niet slapen met dit rumoer.
	I had no idea that you could cook so well.	Ik wist niet dat je zo goed kon koken.
	Tom and Mary don’t often eat lunch together.	Tom en Mary lunchen niet vaak samen.
	The benefit of this action is not clear.	Het nut van deze actie is niet duidelijk.
	I’m not interested.	Ik ben niet geïnteresseerd.
	We didn’t know which bus to take.	We wisten niet welke bus we moesten nemen.
	There was always something that was a bit not quite right.	Altijd was er iets, dat niet geheel in de haak was.
	Tom wasn’t able to hide his excitement.	Tom kon zijn opwinding niet verbergen.
	She can’t resist complaining.	Ze kan het niet laten om te vitten.