Ik rij snel.
Ik heet Jan.
Ik haat dit.
ik schreef
Ik heb bruin haar.
Ik heb blond haar.
Ik speel geen piano.
Ik speel graag piano.
Ik woon in Amerika.
Mag ik je iets vragen?
Ik kan je niet volgen.
Ik heb je al betaald.
Ik drink geen alcohol.
Ik begrijp dat hij boos is.
Ik laat je heus niet achter.
Ik ben heus niet van gisteren.
Ik heb vijftig euro in mijn zak.
Ik verkoop een nieuwe auto.
Ik werk op het consulaat.
hij was boos dat ik het niet deed