Nu kan ik eendeneieren krijgen.
Het Lucifersmeisje
Het werd winter.
Het arme eendje had het al heel slecht.
“Verschrikkelijk slecht!” zei de prinses.
“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”
De hemel mag weten, wat er in het bed geweest is!
Eindelijk ging het ene ei na het andere open.
Wacht eens!
zei de vrouw en keek in de rondte
haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest
En zij streek al de lucifers uit het doosje af, want zij wilde haar grootmoeder zo graag bij zich houden.
Zie eens! Zo!
Ja, daaraan dacht zij.
dat arme, lelijke beest
«Kun je eieren leggen?» vroeg zij.
De kinderen wilden met hem spelen
Maar wat zag het nu in het heldere water?
“Nu, dat is ook een heel plezier!” zei de kip.
De volgende dag was het mooi, heerlijk weer; de zon scheen op alle groene bladeren.