Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	a little help	een beetje hulp
	for months	maandenlang
	Tom thinks you’re cute.	Tom vindt je leuk.
	She likes him.	Ze vindt hem leuk.
	I’m looking for an old man.	Ik zoek een oude man.
	I need your help. (informal)	Ik heb je hulp nodig.
	I need your help. (formal)	Ik heb uw hulp nodig.
	No, only cold water.	Nee, alleen koud water.
	Tom needs help.	Tom heeft hulp nodig.
	Do you need our help?	Heb je onze hulp nodig?
	United States	Verenigde Staten
	Tom needs more help.	Tom heeft meer hulp nodig.
	This is a valid point.	Dit is een terecht punt.
	I think that I can find Tom.	Ik denk dat ik Tom kan vinden.
	the new time, just what you say	de nieuwe tijd, net wat u zegt
	Yanni bought his own house.	Yanni kocht zijn eigen huis.
	Do you know how long the trip takes?	Weet u hoe lang het rijden is?
	Tom will never let me do that.	Tom zal me dat nooit laten doen.
	Tom would never let me do that.	Tom zou me dat nooit laten doen.
	I think what you’re saying is true.	Ik denk dat het waar is wat je zegt.