Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom needs more help.	Tom heeft meer hulp nodig.
	This is a valid point.	Dit is een terecht punt.
	I think that I can find Tom.	Ik denk dat ik Tom kan vinden.
	Yanni bought his own house.	Yanni kocht zijn eigen huis.
	Tom will never let me do that.	Tom zal me dat nooit laten doen.
	Tom would never let me do that.	Tom zou me dat nooit laten doen.
	I don’t know if she likes me or not.	Ik weet niet of ze mij leuk vindt of niet.
	I’m sure we’re going to win.	Ik weet zeker dat we zullen winnen.
	I like to solve problems.	Ik vind het leuk om problemen op te lossen.
	a major air raid	een grote luchtaanval
	“Can you stop doing that?” said the mother.	“Wil je dat nu wel eens laten?” zei de moeder.
	I don’t think your mother likes him.	Ik denk niet dat je moeder hem leuk vindt.
	I’ve made a lot of new friends.	Ik heb veel nieuwe vrienden gemaakt.
	I made a lot of new friends this year.	Ik heb dit jaar veel nieuwe vrienden gemaakt.
	white hair	wit haar
	Am I fat?	Ben ik dik?
	white meat	wit vlees
	coffee grounds	koffiedik
	for years	jarenlang
	You look good!	Wat zie jij er goed uit!