Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - Y

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1005) D (695) E (438) F (572) G (335) H (831) I (1405) J (102) K (67) L (429) M (592) N (319) O (331) P (732) Q (29) R (440) S (1492) T (5969) U (131) V (115) W (862) Y (303) Z (13)
English Dutch Sort ascending Recording Learn
You live on the sixth floor.

Je woont op de zesde verdieping.

You will work closely with senior management.

Je werkt nauw samen met het hoger management.

You never know how things are going to turn out.

Je weet nooit hoe een koe een haas vangt.

you translate

je vertaalt

you provide nursing care as laid down by law

Je verleent verpleegkundige zorg zoals wettelijk is vastgelegd

You forgot to close a window.

Je vergat een raam te sluiten.

you will vanish like the warm stove, like the delicious roast goose, and the large, glorious Christmas tree.

je verdwijnt evenals de warme kachel, evenals het heerlijke ganzengebraad en de grote, prachtige Kerstboom.

Your father entrusted this to me before his death.

Je vader heeft dit bij mij in bewaring gegeven voor zijn dood.

your skills

je vaardigheden

your duties

je takenpakket

you wrote

je schreef

your new boiler

je nieuwe ketel

You must swear on the Bible.

Je moet zweren op de Bijbel.

You have to wait.

Je moet wachten.

You have to watch out for that man.

Je moet opletten voor die man.

You should not mock the appearance of disabled people.

Je moet niet spotten met het uiterlijk van gehandicapte mensen.

You’ll have to establish residence here before you can vote.

Je moet je hier permanent vestigen voor je mag stemmen.

You still have to comb your hair.

Je moet je haar nog kammen.

You need to set a good example.

Je moet het goede voorbeeld geven.

You need to set a good example for your children.

Je moet het goede voorbeeld geven voor je kinderen.

You must eat well.

Je moet goed eten.

You need to eat well to stay healthy.

Je moet goed eten om gezond te blijven.

You've got to start somewhere.

Je moet ergens beginnen.

You can’t judge a book by its cover.

Je moet een boek niet op het omslag beoordelen.

You shouldn’t eat to excess.

Je mag niet te veel eten.

You can use my car, if you want to.

Je mag mijn auto gebruiken, als je wil.

You can’t mess this up.

Je mag dit niet verprutsen.

You cannot touch anything there.

Je mag daar niets aanraken.

you make correct trade-offs between renewal and stability

je maakt correcte afwegingen tussen vernieuwing en stabiliteit

You can’t address me like that.

Je kunt me zo niet aanspreken.

You can make your fortune there, no matter how ugly you may be.

Je kunt je fortuin daar wel maken, hoe lelijk je ook wezen mocht.

You’ll get into trouble if your parents find out.

Je krijgt problemen als je ouders erachter komen.

You can’t win if you don’t play.

Je kan niet winnen als je niet speelt.

You cannot save the game at this moment.

Je kan het spel op dit moment niet opslaan.

You can trust him to keep his word.

Je kan hem vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.

you can win gifts

je kan geschenken winnen