Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - W

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)
English Dutch Sort ascending Recording Learn
websites

websites

website development

website development

website

website

We will not fail.

We zullen niet falen.

We’ll fail.

We zullen falen.

We're going to find out.

We zullen erachter komen.

we will recapture it

we zullen die heroveren

We’ll contact him.

We zullen contact met hem opnemen.

We were going to visit an old lady.

We zouden een oude dame gaan bezoeken.

we are wise

we zijn verstandig

We are lost.

We zijn verdwaald.

We’re telepathic.

We zijn telepathisch.

We’re on our way home.

We zijn op weg naar huis.

We are not made of sugar.

We zijn niet van suiker gemaakt.

We’re not crazy.

We zijn niet gek.

We’re not deaf.

We zijn niet doof.

We’re not alone.

We zijn niet alleen.

We stepped into politics with a file as thick as a brick.

We zijn naar de politiek gestapt met een vuistdik dossier.

We’re safe here.

We zijn hier veilig.

We are prisoners in our own country.

We zijn gevangenen in ons eigen land.

We are finally free.

We zijn eindelijk vrij.

we are honest

we zijn eerlijk

We’re homeless.

We zijn dakloos.

We’re glad you were able to come.

We zijn blij dat je kon komen.

We’ve almost finished.

We zijn bijna klaar.

We’re architects.

We zijn architecten.

We’re amateurs.

We zijn amateurs.

We’re all married men.

We zijn allemaal getrouwde mannen.

We hardly see him around here.

We zien hem hier amper.

We happened to be on the same train.

We zaten toevallig in dezelfde trein.

We sat in total silence.

We zaten in doodse stilte.

We’re influenced by our environment.

We worden beïnvloed door onze omgeving.

We live on Earth.

We wonen op aarde.

We live near a river.

We wonen dichtbij een rivier.

We were aware of what was going on.

We wisten wat er gaande was.

We didn’t know which bus to take.

We wisten niet welke bus we moesten nemen.