Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - W

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)
English Dutch Sort descending Recording Learn
Woe to the vanquished.

Wee de overwonnenen!

weigh

weeg

weighs

weegt

week

week

weekdays

weekdagen

weekend

weekend

weeps; is weeping

weent

weather

weer

weather forecast

weerbericht

weather conditions

weersomstandigheden

were leaving

weggingen

weeks

weken

which

welk

Which company offers the cheapest insurance?

Welk bedrijf biedt de goedkoopste verzekeringen?

Which book are you reading?

Welk boek lees je?

What rate should I use?

Welk tarief mag ik hanteren?

Which team will win the game?

Welk team zal de wedstrijd winnen?

which (long form)

welke

What equipment do you mainly use?

Welke apparatuur gebruikt u voornamelijk?

Which car do you think looks best?

Welke auto ziet er het beste uit volgens jou?

Which bus should I take then?

Welke bus moet ik dan hebben?

What day is it tomorrow?

Welke dag is het morgen?

What day is it?

Welke dag is het?

Which one is cheaper?

Welke is goedkoper?

What color are your bedroom walls?

Welke kleur hebben de muren van je slaapkamer?

What colour are your eyes?

Welke kleur hebben je ogen?

What color is your hair?

Welke kleur heeft je haar?

What colour is his hair?

Welke kleur heeft zijn haar?

What colour are his eyes?

Welke kleur zijn zijn ogen?

Which original iPad cover fits your iPad?

Welke originele iPad hoes past bij je iPad?

Which languages do you speak?

Welke talen spreek je?

What languages do you speak? (formal)

Welke talen spreekt u?

Which sentence is wrong?

Welke zin is fout?

Which search engine do you use?

Welke zoekmachine gebruik je?

welcome

welkom

Welcome to my humble abode.

Welkom in mijn nederige woning.