Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)
English Dutch Sort descending Recording Learn
the poacher

de stroper

the structure

de structuur

the bush

de struik

the ostrich

de struisvogel

the student

de student

The student left without saying anything.

De student vertrok zonder iets te zeggen.

the students

de studenten

the study

de studie

the pieces

de stukken

the stunt

de stunt

the suggestions

de suggesties

the sugar

de suiker

the supermarket

de supermarkt

the supermarkets

de supermarkten

The fans clenched their fists during the match.

De supporters balde hun vuisten tijdens de wedstrijd.

the synagogue

de synagoge

The system administrator has configured your system such that this installation is not permitted.

De systeembeheerder heeft het systeem zodanig ingesteld dat deze installatie niet kan worden uitgevoerd.

the systems

de systemen

the language

de taal

the pie

de taart

the cake

de taart

the table

de tabel

The table shows the results.

De tabel toont de resultaten.

the tablet

de tablet

the table

de tafel

The table is set for three.

De tafel is gedekt voor drie.

the multiplication tables

de tafels van vermenigvuldiging

the scenes

de taferelen

the branch

de tak

The branch is full of leaves.

De tak is vol met bladeren.

the branches

de takken

the languages

de talen

the tampons

de tampons

the tooth

de tand

the dentist

de tandarts

the tandem

de tandem