English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)

English	Dutch Sort descending	Learn
the stone doors	de stenen deuren	Learn
the stone staircase	de stenen trap	Learn
the stars	de sterren	Learn
the flight attendant	de stewardess	Learn
the stepfamily	de stieffamilie	Learn
the bull	de stier	Learn
The rising costs of guaranteeing operation are not compensated by rising income.	De stijgende kosten om de uitbating te garanderen, worden niet gecompenseerd door stijgende inkomsten.	Learn
the style	de stijl	Learn
the silence	de stilte	Learn
the chair	de stoel	Learn
the chairs	de stoelen	Learn
the vacuum cleaner	de stofzuiger	Learn
the stick	de stok	Learn
the steam	de stoom	Learn
The steam was scalding.	De stoom was verschroeiend.	Learn
the malfunction	de storing	Learn
The malfunction on our website has been resolved.	De storing op onze website is verholpen.	Learn
the storm	de storm	Learn
The storm roared around the duckling so bad that it had to sit down so it would not blow over.	De storm gierde zo verschrikkelijk om het eendje heen, dat het moest gaan zitten, om niet omver te waaien.	Learn
the rush	de stormloop	Learn
the jet fighter	de straaljager	Learn
the street	de straat	Learn
the punishment	de straf	Learn
the impunity	de straffeloosheid	Learn
the penalty	de strafmaat	Learn
the penalty (football)	de strafschop	Learn
the execution of the sentence	de strafuitvoering	Learn
the sentencing judge	de strafuitvoeringsrechter	Learn
the strategy	de strategie	Learn
the region	de streek	Learn
the regions	de streken	Learn
the scope	de strekking	Learn
the snare	de strik	Learn
the stump	de stronk	Learn
the stream	de stroom	Learn
the syrup waffle	de stroopwafel	Learn