Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
English-Dutch Dictionary - T
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(1)
1
(8)
2
(4)
3
(1)
4
(1)
A
(1814)
B
(693)
C
(1169)
D
(814)
E
(501)
F
(658)
G
(403)
H
(996)
I
(1700)
J
(119)
K
(76)
L
(480)
M
(672)
N
(341)
O
(377)
P
(844)
Q
(32)
R
(508)
S
(1688)
T
(6710)
U
(153)
V
(123)
W
(1095)
X
(4)
Y
(338)
Z
(14)
English
Dutch
Sort descending
Recording
Learn
the constituency
de kieskring
Learn
the pebbles
de kiezels
Learn
the kilometer
de kilometer
Learn
the chin
de kin
Learn
the children
de kinderen
Learn
The children go for a walk.
De kinderen gaan wandelen.
Learn
The kids grew so much.
De kinderen groeiden zo veel.
Learn
the children tumbled over each other, in order to catch the duckling
de kinderen liepen elkaar omver, om het eendje te pakken
Learn
The children are causing a fuss.
De kinderen maken heibel.
Learn
The kids played while we watched.
De kinderen speelden terwijl wij keken.
Learn
The children wanted to play with him
De kinderen wilden met hem spelen
Learn
the stroller
de kinderwagen
Learn
the chicken
de kip
Learn
The hen had very short legs, so she was called “Miss Shortlegs.”
De kip had korte, lage poten, en daarom werd zij juffrouw Kortbeen genoemd
Learn
The chicken got up.
De kip kwam overeind.
Learn
the chickens
de kippen
Learn
the coffin
de kist
Learn
The chest contained gold coins.
De kist bevatte gouden munten.
Learn
the customer
de klant
Learn
The customer insisted on a quick solution.
De klant heeft aangedrongen op een snelle oplossing.
Learn
The customer was treated rudely.
De klant werd onbeleefd bejegend.
Learn
The customer was treated respectfully by the staff.
De klant werd respectvol bejegend door het personeel.
Learn
the class
de klas
Learn
the clothing
de kleding
Learn
The clothing is tailored to fit.
De kleding is op maat afgestemd.
Learn
the clothes shop
de kledingwinkel
Learn
the wardrobe
de kleerkast
Learn
the granddaughter
de kleindochter
Learn
the little car
de kleine auto
Learn
The little creature had lost them when she rushed across the street, because of two carriages running by, at a terribly high speed.
De kleine echter verloor deze, toen zij over de straat heen snelde, omdat er twee rijtuigen verschrikkelijk hard voorbijreden.
Learn
The little green owl has the best language school I know.
De kleine groene uil heeft de beste talenschool die ik ken.
Learn
The little girl stretched out her feet to warm them as well
De kleine meisje strekte haar voeten reeds uit, om ook deze te warmen
Learn
The little girl stretched out her feet to warm them as well; but - the light already went out, the stove disappeared and all that was left, was the remains of a half-burnt match in her hand.
De kleine meisje strekte haar voeten reeds uit, om ook deze te warmen; maar—daar ging het lichtje uit, de kachel verdween, zij hield slechts een klein stompje van het afgebrande lucifertje in de hand.
Learn
The little one stretched both of her hands towards it: and then, the match went out.
De kleine strekte haar beide handjes er naar uit: daar ging het lucifertje uit.
Learn
the grandson
de kleinzoon
Learn
The clamp holds the materials together.
De klem houdt de materialen samen.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
40
Page
41
Page
42
Page
43
Current page
44
Page
45
Page
46
Page
47
Page
48
…
Next page
Next ›
Last page
Last »