Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - S

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1342) B (611) C (984) D (676) E (433) F (563) G (334) H (810) I (1369) J (102) K (66) L (422) M (581) N (314) O (329) P (723) Q (29) R (433) S (1470) T (5889) U (122) V (114) W (852) Y (302) Z (13)
English Dutch Sort descending Recording Learn
Some children came running into the garden...

Eenige kinderen kwamen de tuin inlopen...

Some children came running into the garden; they threw bread and barley into the water, and the smallest cried, “There's a new swan!”

Eenige kinderen kwamen de tuin inlopen; ze gooiden brood en gerst in het water, en het kleinste riep: «Daar is een nieuwe zwaan!»

single room

eenpersoonskamer

sometime; once

eens

suddenly

eensklaps

simple

eenvoudig

Strike one!

Eerste slag!

selfish

egoïstisch

self-interest

eigenbelang

some haste is therefore required

enige haast is daarom wel geboden

Some children ran into the garden

Enige kinderen kwamen de tuin inlopen

some

enigen

somewhat

enigszins

single

enkel

single (long form)

enkele

some windows

enkele ruiten

some very precise protocols

enkele zeer nauwkeurige protocollen

Some people claim to know everything.

Enkelen beweren alles te weten.

Sparks were flying everywhere.

Er vlogen overal vonken.

serious

erg

somewhere

ergens

Somewhere a clock struck.

Ergens sloeg een klok.

serious

ernstig

serious (long form)

ernstige

strong

ferm

sensitive

fijngevoelig

sparkling

fonkelende

sparkling eyes

fonkelende ogen

stove

fornuis

Sit right behind me.

Ga vlak achter me zitten.

Sit down.

Ga zitten.

soon

gauw

sculpted

gebeeldhouwde

shared

gedeeld

Shared leadership is a must.

Gedeeld leiderschap is een aanrader.

shared (long form)

gedeelde