English-Dutch Dictionary - O

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1362) B (625) C (999) D (690) E (436) F (570) G (334) H (829) I (1397) J (102) K (66) L (428) M (590) N (318) O (330) P (731) Q (29) R (438) S (1487) T (5937) U (126) V (115) W (861) Y (303) Z (13)

English	Dutch Sort ascending	Learn
orally dissolving tablet	smelttablet	Learn
orange peel	sinaasappelschil	Learn
Orange juice or champagne?	Sinaasappelsap of champagne?	Learn
orange juice	sinaasappelsap	Learn
oranges	sinaasappels	Learn
orange (fruit)	sinaasappel	Learn
on the right	rechts	Learn
only	pas	Learn
O’Leary hopes annually to transport 1.5 million passengers through the national airport.	O’Leary hoopt op jaarbasis 1,5 miljoen passagiers te vervoeren via de nationale luchthaven.	Learn
O’Leary	O’Leary
overview	overzicht	Learn
offence	overtreding	Learn
offenders	overtreders	Learn
overstepping	overschrijdend	Learn
overconfident	overmoedig	Learn
overlaps	overlappingen	Learn
overcoat	overjas	Learn
other; remaining	overige	Learn
other	overig	Learn
overjoyed	overgelukkig	Learn
overdone	overdreven	Learn
overcrowded	overbevolkte	Learn
overcrowding	overbevolking	Learn
oversupply	overaanbod	Learn
on the progress and achievements of the project	over de vooruitgang en verwezenlijkingen van het project	Learn
On the table there was a white tablecloth; on it, stood splendid porcelain crockery, and a steaming roast goose, stuffed with apples and dried plums.	Over de tafel lag een wit tafellaken uitgespreid; daarop stond prachtig porseleinen vaatwerk, en heerlijk dampte de gebraden gans, die met appelen en gedroogde pruimen opgevuld was.	Learn
On the table there was a white tablecloth	Over de tafel lag een wit tafellaken uitgespreid	Learn
over; about	over	Learn
oven	oven	Learn
old	ouwe	Learn
outfit	outfit	Learn
oldest	oudste	Learn
old-fashioned	ouderwetse	Learn
out of style	ouderwets	Learn
old (long form)	oude	Learn
old	oud	Learn