English-Dutch Dictionary - I

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1367) B (626) C (1008) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (594) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1498) T (5971) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)

English	Dutch Sort ascending	Learn
inhuman	onmenselijk	Learn
immeasurable	onmeetbaar	Learn
incorrect (long form)	onjuiste	Learn
incorrect	onjuist	Learn
improper recruiting practices	ongepaste wervingspraktijken	Learn
inappropriate	ongepaste	Learn
inconvenience	ongemak	Learn
incredible	ongelofelijke	Learn
impenetrable	ondoordringbaar	Learn
investigates	onderzoekt	Learn
intercepted	onderschept	Learn
immersion	onderdompeling	Learn
interruption	onderbreking	Learn
interrupted	onderbrak	Learn
It’s cool under the canopy of the trees.	Onder het gewelf van de bomen is het koel.	Learn
in spite of	ondanks	Learn
impeccable	onberispelijk	Learn
indefinite (long form)	onbepaalde	Learn
indefinite article	onbepaald lidwoord	Learn
indefinite	onbepaald	Learn
impolitely	onbeleefd	Learn
incompetent	onbekwaam	Learn
inevitable	onafwendbaar	Learn
independence	onafhankelijkheid	Learn
independent	onafhankelijk	Learn
It started raining around midnight.	Omstreeks middernacht begon het te regenen.	Learn
It is because light travels faster than sound that we see lightning before we hear thunder.	Omdat licht sneller reist dan geluid zien we de bliksem voordat we de donder horen.	Learn
in order to	om	Learn
in other words	oftewel	Learn
I beg your pardon?	Nog een keer alstublieft.	Learn
is approaching	nadert	Learn
Is this some kind of joke?	Moet dit een grap voorstellen?	Learn
Is this supposed to be a gift?	Moet dit een cadeau voorstellen?	Learn
Is that supposed to be a question?	Moet dat een vraag voorstellen?	Learn
in fashion	modieus	Learn
I still have a sore throat.	Mijn keel doet nog steeds pijn.	Learn