Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - I

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1005) D (695) E (438) F (572) G (335) H (831) I (1405) J (102) K (67) L (429) M (592) N (319) O (331) P (732) Q (29) R (440) S (1492) T (5969) U (131) V (115) W (862) Y (303) Z (13)
English Sort descending Dutch Recording Learn
I’m lonely.

Ik ben eenzaam.

I’m looking for a room with two beds.

Ik ben op zoek naar een kamer met twee bedden.

I’m looking for a warm, woolen skirt.

Ik zoek een warme, wollen rok.

I’m looking for an old man.

Ik zoek een oude man.

I’m lost.

Ik ben verdwaald.

I’m making tea.

Ik ben thee aan het zetten.

I’m Mary by the way and this is Tom.

Ik ben trouwens Maria, en dit is Tom.

I’m not a separatist.

Ik ben geen separatist.

I’m not as old as you, of course.

Uiteraard ben ik niet zo oud als jij.

I’m not avoiding you.

Ik vermijd u niet.

I’m not coming today.

Ik kom vandaag niet.

I’m not interested in science.

Ik heb geen belangstelling voor de wetenschap.

I’m not interested.

Ik ben niet geïnteresseerd.

I’m not paying for this.

Hiervoor betaal ik niet.

I’m not paying you to stand and chat.

Ik betaal je niet om te staan kletsen.

I’m not scared of anything.

Ik ben van niets bang.

I’m not the one responsible for this mistake.

Ik ben niet verantwoordelijk voor deze fout.

I’m ordering you to leave immediately.

Ik geef je het bevel onmiddellijk te vertrekken.

I’m pretty sure that this is Tom’s umbrella.

Ik ben er vrij zeker van dat dit de paraplu van Tom is.

I’m scared of being alone.

Ik ben bang om alleen te zijn.

I’m scared of dentists.

Ik ben bang voor tandartsen.

I’m selling a new car.

Ik verkoop een nieuwe auto.

I’m shocked.

Ik ben verbijsterd.

I’m sick.

Ik ben misselijk.

I’m sorry.

Het spijt me.

I’m still alive.

Ik ben nog in leven.

I’m such a fool.

Ik ben zo’n dwaas.

I’m sure that Tom will explain it to you eventually.

Ik weet zeker dat Tom het je ooit zal uitleggen.

I’m sure we’re going to win.

Ik weet zeker dat we zullen winnen.

I’m terrified of dogs.

Ik ben doodsbang van honden

I’m the champion of my province.

Ik ben de kampioen van mijn provincie.

I’m the guilty one.

Ik ben de schuldige.

I’m the one who got beaten up.

Ik ben degene die in elkaar geslagen werd.

I’m thirty years old.

Ik ben dertig jaar oud.

I’m tired, but I still can’t fall asleep.

Ik ben moe maar ik kan nog niet slapen.

I’m used to this sort of thing.

Ik ben aan zoiets gewend.