English-Dutch Dictionary - F

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1364) B (625) C (1002) D (690) E (438) F (572) G (335) H (829) I (1398) J (102) K (67) L (429) M (592) N (319) O (331) P (731) Q (29) R (439) S (1490) T (5953) U (128) V (115) W (862) Y (303) Z (13)

English	Dutch Sort ascending	Learn
for her	voor haar	Learn
For this property, you have to pay a property tax.	Voor dit eigendom moet u onroerende voorheffing betalen.	Learn
For the recruitment of visitors for a trade fair, e-marketing and campaign management are crucial success factors.	Voor de werving van bezoekers voor een vakbeurs, is e-marketing en campagne management een cruciale succesfactor.	Learn
for the players to register	voor de spelers om zich in te schrijven	Learn
For the Internet giant it’s the perfect opportunity to expand its activities into a new sector.	Voor de internetgigant is het de uitgelezen kans om zijn activiteiten uit te breiden naar een nieuwe sector.	Learn
for	voor	Learn
found (plural)	vonden	Learn
found	vond	Learn
full board	volpension	Learn
full steam ahead	volle kracht vooruit	Learn
full (long form)	volle	Learn
follows	volgt	Learn
following	volgenden	Learn
followers	volgelingen	Learn
followed (singular)	volgde	Learn
following distance	volgafstand	Learn
follow the policy	volg het beleid	Learn
follow	volg	Learn
full of disgust	vol walging	Learn
full	vol	Learn
footsteps	voetstappen	Learn
footnote	voetnoot	Learn
feet (diminutive)	voetjes	Learn
feet	voeten	Learn
football	voetbal	Learn
foot	voet	Learn
feels	voelt	Learn
felt	voelden	Learn
felt; sensed (separable verb)	voelde aan	Learn
felt; sensed (part 1)	voelde
felt (singular)	voelde	Learn
feel	voel	Learn
food production	voedselproductie	Learn
food crisis	voedselcrisis	Learn
food	voedsel	Learn
foods	voedingsmiddelen	Learn