Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - D

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)
English Dutch Sort ascending Recording Learn
Don’t worry, I’ll translate that for you.

Maak je geen zorgen, ik zal dat voor je vertalen.

Don’t make promises you can’t keep.

Maak geen beloftes waar je je niet aan kunt houden.

desire

lust

diaper

luier

debauchery

losbandigheid

drawling; sing-song

lijzig

Do I sometimes look retarded?

Lijk ik soms achterlijk?

dear (long form)

lieve

dear

lief

delivers

levert

deliveries

leveringen

delicious

lekker

difficult (long form)

lastige

difficult

lastig

drawers

lades

drawer

lade

Don’t leave them alone.

Laat ze niet alleen.

don’t let your zeal drop

laat uw ijver niet verslappen

Don’t let Tom suffer.

Laat Tom niet lijden.

Don’t let anything else distract us.

Laat niets anders ons afleiden.

Don’t let go.

Laat niet los!

drawer

la

drool (noun)

kwijl

disease; ailment

kwaal

dimples

kuiltjes

Do you get heartburn after eating certain foods?

Krijg je brandend maagzuur na het eten van bepaald voedsel?

Do you buy airline tickets online?

Koopt u vliegtickets online?

Do you cook often?

Kook jij vaak?

doom and gloom

kommer en kwel

Does the shoe pinch?

Knelt de schoen?

dress (informal)

kleed

Do you like watching TV?

Kijk je graag televisie?

dungeon

kerker

Do you know this word?

Kennen jullie dit woord?

Do you know anybody who works in that building?

Ken jij iemand die in dat gebouw werkt?

Do you know Tom, by any chance?

Ken je Tom toevallig?