Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - C

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1811) B (693) C (1165) D (812) E (500) F (654) G (400) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (477) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6705) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
Can you recommend another hotel? Kan u mij een ander hotel aanraden?
Can you recommend any vegetarian dishes? Welke vegetarische gerechten kan je aanbevelen?
Can you recommend anything? Kan je iets aanbevelen?
Can you see? Kun je zien?
Can you settle this? Kun je dit regelen?
Can you show me that on the map? Kunt u mij dat tonen op de kaart?
Can you skip the intro? Kun je de intro overslaan?
Can you speak more slowly? Kun je langzamer spreken?
Can you suggest another hotel? Kan u mij een ander hotel aanraden?
Can you tell barley from wheat? Kan je gerst van tarwe onderscheiden?
Can you tell butter from margarine? Kan jij boter van margarine onderscheiden?
Can you tell me where the station is? Kun je me vertellen waar het station is?
Can you tell us more about your company? Kan je ons meer vertellen over je bedrijf?
Can you tell us more about your products? Kan je ons meer vertellen over je producten?
Can you tell us more about yourself? Kan je ons meer vertellen over jezelf?
Can you understand me? Kun je me verstaan?
Can you wake me at 7 a.m.? Kunt u mij wekken om zeven uur ’s morgens?
Can you walk? Kunt u stappen?
Can you whistle? Kan je fluiten?
Can you write that down for me? Kunt u dat voor me opschrijven?
Canada Canada
Canadian Canadees
Canadian (long form) Canadese
canal gracht
canal house grachtenpand
canals grachten
canary kanarie
canary yellow kanariegeel
cancelled geannuleerd
cancelled afgelast
cancer kanker
candidacy kandidatuur
candidate kandidaat
candidates kandidaten
candle kaars
Candle stubs kaarsstompjes