Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1342) B (611) C (984) D (676) E (433) F (563) G (334) H (810) I (1369) J (102) K (66) L (422) M (581) N (314) O (329) P (723) Q (29) R (433) S (1470) T (5889) U (122) V (114) W (852) Y (302) Z (13)
English Sort descending Dutch Recording Learn
a so-called low achiever

een zogenoemde laagpresteerder

a soft moan

een zacht gekreun

a soldier

een soldaat

a soup bowl

een soepkom

a space

een ruimte

a spaceman

een ruimtevaarder

A spark caused the gunpowder to explode.

Door een vonk ontplofte het buskruit.

a spectator

een toeschouwer

a speedy recovery

een spoedig herstel

a spiral staircase

een wenteltrap

a splash

een plons

a spoon

een lepel

a squat

een kraakpand

A squirrel hid among the branches.

Een eekhoorntje verstopte zich tussen de takken.

a stabbing with a utility knife

een steekpartij met een breekmes

a steaming cup

een dampende beker

A stitch in time saves nine.

Voorkomen is beter dan genezen.

A storm breaks loose.

Een storm barst los.

A storm prevented the plane from taking off.

Door een storm is het vliegtuig niet kunnen vertrekken.

a stray cat

een zwerfkat

A stray cat came into our garden.

Een zwerfkat kwam naar onze tuin.

a strict prison sentence

een strenge gevangenisstraf

a strike notice

een stakingsaanzegging

a strong team

een hecht team

a structured, resource-oriented approach

een structurele, brongerichte aanpak

a student

een student

a stunning scene

een verbluffend tafereel

a suicide note

een afscheidsbrief

a sullen face

een nors gezicht

a support base

een draagvlak

a survey

een rondvraag

a sustainable approach

een duurzame omgang

a sweet little black cat

een lieve, kleine, zwarte kat

a sweet, small, black kitten

een lief, klein, zwart katje

a sympathetic sound

een meelevend geluidje

a table

een tafel