English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)

English	Dutch Sort descending	Learn
aftermath	nasleep	Learn
adverse	nefaste	Learn
angry; furious	nijdig	Learn
Another drink?	Nog een borrel?	Learn
Another glass of water, please.	Nog een glas water, alstublieft.	Learn
Another round, please.	Nog een rondje, alstublieft.	Learn
Another yoghurt, please.	Nog een yoghurt, alstublieft.	Learn
amongst others	o.a.	Learn
armpits	oksels	Learn
at	om	Learn
around (part 1)	om
around	om	Learn
at ten o’clock	om tien uur	Learn
around	omheen	Learn
about	omstreeks	Learn
Around noon, it started to rain.	Omstreeks de middag begon het te regenen.	Learn
about this time	omstreeks deze tijd	Learn
accident	ongeluk	Learn
accidents	ongelukken	Learn
anxiety	ongerustheid	Learn
accident	ongeval	Learn
accidents	ongevallen	Learn
about	ongeveer	Learn
About a billion people suffer from hunger and poverty.	Ongeveer een miljard mensen lijdt aan honger en ellende.	Learn
about twenty minutes to complete	ongeveer twintig minuten in beslag	Learn
abductor	ontvoerder	Learn
awakens	ontwaakt	Learn
Are you avoiding me?	Ontwijk je me?	Learn
awe	ontzag	Learn
also; as well	ook	Learn
Also in our country, especially the coastal municipalities braced themselves last night and today.	Ook in ons land zetten vooral de kustgemeenten zich de voorbije nacht en vandaag schrap.	Learn
Austria	Oostenrijk	Learn
at	op	Learn
At the annual high mass of technology, many companies release news and product launches.	Op de jaarlijkse hoogmis van de technologie pakken veel bedrijven uit met nieuwtjes en productlanceringen.	Learn
at university	op de universiteit	Learn
ajar	op een kier	Learn