English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1356) B (616) C (991) D (685) E (434) F (568) G (334) H (820) I (1381) J (102) K (66) L (425) M (587) N (315) O (329) P (728) Q (29) R (435) S (1482) T (5919) U (124) V (115) W (856) Y (302) Z (13)

English	Dutch Sort descending	Learn
All the instructions are on that paper.	Alle aanwijzingen staan op dat papier.	Learn
All the entrances and exits will be checked.	Alle ingangen en uitgangen worden gecontroleerd.	Learn
All the efforts of the doctors were of no avail.	Alle inspanningen van de artsen mochten niet baten.	Learn
All the children had measles.	Alle kinderen hadden de mazelen.	Learn
All the political parties put the idea in the waste-paper basket.	Alle politieke partijen verwijzen het idee naar de prullenbak.	Learn
All the treasures of wisdom and knowledge are hid in Him.	Alle schatten van wijsheid en kennis zijn in Hem verborgen.	Learn
all; all of them	allemaal	Learn
allergy	allergie	Learn
allergic	allergisch	Learn
allergic (long form)	allergische	Learn
All Saints’ Day	Allerheiligen	Learn
all kinds of	allerlei	Learn
all sorts of fruit	allerlei fruit	Learn
All together!	Alles bij elkaar!	Learn
all or nothing	alles-of-niets	Learn
alliance	alliantie	Learn
all the more	almaar	Learn
Alps	Alpen	Learn
as	als	Learn
as the seventh king of the Belgians	als de zevende koning der Belgen	Learn
as if	alsof	Learn
alternative	alternatief	Learn
alternatives	alternatieven	Learn
always	altijd	Learn
at all times	altijd	Learn
again	alweer	Learn
amateurs	amateurs	Learn
ambassador	ambassadeur	Learn
Ambassador calls president incompetent	Ambassadeur noemt president onbekwaam	Learn
aspired	ambieerde	Learn
ambitious	ambitieus	Learn
ambitious (long form)	ambitieuze	Learn
America	Amerika	Learn
America has enemies.	Amerika heeft vijanden.	Learn
America is beautiful.	Amerika is prachtig.	Learn
American	amerikaans	Learn