Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1362) B (625) C (999) D (690) E (436) F (570) G (334) H (829) I (1397) J (102) K (66) L (428) M (590) N (318) O (330) P (731) Q (29) R (438) S (1487) T (5937) U (126) V (115) W (861) Y (303) Z (13)
English Sort descending Dutch Recording Learn
amount

hoeveelheid

amounted to

bedroegen

amounts

bedragen

amphitheater

amfitheater

ample; generous (long form)

riante

ample; generous

riant

ampoule

ampul

amusement park

pretpark

an abrupt end

een abrupt einde

an absolute eye-catcher

een absolute blikvanger

an accumulation of incidents

een opstapeling van incidenten

an addition

een aanvulling

an adjustment

een aanpassing

an administrative mess

een administratief kluwen

an administrative simplification

een administratieve vereenvoudiging

an admirer

een bewonderaar

an admirer

een aanbidder

an agreement

een overeenkomst

an angry face

een nijdig gezicht

An animal coat consists of two types of hair.

Een vacht bestaat uit twee soorten haren.

an annual report

een jaarverslag

an assertion

een bewering

an asset

een troef

an axe murderer

een bijlmoordenaar

an eagle feather

een adelaarsveer

An eagle is flying in the sky.

Een adelaar vliegt door de lucht.

An earthquake can happen at any time.

Een aardbeving kan elk moment gebeuren.

an effort

een inspanning

an emergency meeting

een spoedoverleg

an emotional speech

een emotioneel betoog

an encore

een bisnummer

an era

een tijdperk

An error may occur during installation.

Een fout kan optreden tijdens de installatie.

an escalator

een roltrap

an estimation

een inschatting

an eternal thorn

een eeuwige doorn