Dutch-English Dictionary - T

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (675) B (1039) C (170) D (3701) E (1153) F (186) G (844) H (2047) I (1131) J (256) K (711) L (427) M (662) N (378) O (752) P (490) Q (2) R (354) S (1031) T (1023) U (180) V (1190) W (978) X (3) Y (88) Z (839)

Dutch	English	Learn
Tom zet zijn klanten soms af.	Tom sometimes rips off his customers.	Learn
Tom ziet er jong uit.	Tom seems young.	Learn
Tom zijn huis was gemakkelijk te vinden.	Tom’s house was easy to find.	Learn
Tom zit nog steeds aan zijn bureau.	Tom is still at his desk.	Learn
Tom zou de bijeenkomst moeten afzeggen.	Tom should cancel the meeting.	Learn
Tom zou me dat nooit laten doen.	Tom would never let me do that.	Learn
tomaat	tomato	Learn
tomaten	tomatoes	Learn
tomatensap	tomato juice	Learn
Tomatensap, alstublieft.	A tomato juice, please.	Learn
Toms	Tom’s	Learn
Toms grootvader was een slaaf.	Tom’s grandfather was a slave.	Learn
Toms herstel heeft een jaar geduurd.	Tom’s recovery took a year.	Learn
Toms hond blaft naar Mary.	Tom’s dog was barking at Mary.	Learn
Toms huis is vlak bij de zee.	Tom’s house is by the sea.	Learn
Toms ouders bleven alleen samen ter wille van de kinderen.	Tom’s parents only stayed together for the sake of the children.	Learn
Toms veroordeling staat gepland op 20 oktober.	Tom is scheduled to be sentenced on October 20th.	Learn
toneel	stage	Learn
toneel	theatre
toneelstuk	play	Learn
toneelvereniging	theater association	Learn
tonen	to show	Learn
tong	tongue	Learn
tong	sole	Learn
tongbreker	tongue twister	Learn
tonijn	tuna	Learn
Tonijn kan heel snel zwemmen.	Tuna can swim very fast.	Learn
tools	tools	Learn
toon	show	Learn
Toon me alles.	Show me everything.	Learn
toonaangevend	leading	Learn
toonaangevende	leading (long form)	Learn
toonbank	counter	Learn
toonde	displayed	Learn
toont	shows	Learn
toonzaal	showroom	Learn