Tom speelde een oud Iers liedje op zijn nieuwe hoorn.
Tom speelt ook graag de fluit.
Tom sprak.
Tom sprong op en neer van opwinding.
Tom staat vlak achter me, niet?
Tom stelde me allerlei vragen.
Tom stelt zich vragen over zijn seksuele geaardheid.
Tom veranderde van gedachte.
Tom verdient meer dan zijn ouders.
Tom verdween.
Tom vergat bijna de bijeenkomst.
Tom vergat de brief op de post te doen.
Tom verliest het bewustzijn.
Tom viel van het balkon.
Tom vindt je leuk.
Tom ving een grote vis.
Tom voelde zich moederziel alleen.
Tom volgde thuis onderwijs.
Tom vond Mary’s optreden niet erg goed.
Tom vond zijn telefoon.
Tom vroeg aan Mary of zij hem leuk vond.
Tom vroeg me een foto van hem te maken.
Tom warmde voor het avondeten een blik ravioli op.
Tom was één van de drie die stierven in de aanval.
Tom was enigszins in de war.
Tom was enigszins verbaasd door Mary's gedrag.
Tom was ernstig in elkaar geslagen.
Tom was heel aardig.
Tom was mijn echtgenoot.
Tom was mijn vader.
Tom was mijn zoon.
Tom was niet tevreden met het antwoord van Mary.
Tom was sterk.
Tom was zeer gelukkig.
Tom wast zijn haar vrijwel dagelijks.
Tom weigert te eten of drinken.
