Tom werd aangevallen door een leeuw.
Tom werd gebeten.
Tom werd veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf voor medeplichtigheid aan moord.
Tom werkt in Boston.
Tom wil de boerderij verkopen.
Tom wil een pony kopen voor zijn zoon.
Tom wil niet dat Mary hem helpt.
Tom wil wraak.
Tom wil zijn boerderij niet verkopen.
Tom wilde naar huis komen.
Tom woont hier ergens.
Tom woont hier niet in de buurt.
Tom woont in dit gebied.
Tom woont in het hart van de stad.
Tom woont vlak bij de luchthaven.
Tom woont vlak bij het oude brandweerstation.
Tom woont vlak naast ons.
Tom worstelde heftig.
Tom zal falen.
Tom zal het je uitleggen.
Tom zal het zich herinneren.
Tom zal me dat nooit laten doen.
Tom zal nachtmerries krijgen.
Tom zal te laat zijn.
Tom zal verbeteren.
Tom zat naast me.
Tom zegt dat hij niets kan horen.
Tom zegt dat Mary dronken is.
Tom zei dat al zijn vrienden dronken waren.
Tom zei dat de bewering niet klopte.
Tom zei dat hij dacht dat ik lui was.
Tom zei dat hij er niet aan gedacht had dat Maria honger had.
Tom zei dat hij wraak wilde.
Tom zei dat ik hier moest wachten.
Tom zei me dat ik mijn tijd aan het verspillen was.
