Yanni is hier met Skura.
Yanni praatte met iedereen.
Yanni worstelde met zijn eigen seksualiteit.
Yanni wou met een detective spreken.
Yanni zag Skura met haar moeder.
Zeer tegen de zin van de vakbonden op de luchthaven, die het feestje van de Ierse budgetvlieger vergalden met een betoging.
Zelfs de vlierboom boog zich met zijn takken tot hem in het water neer, en de zon scheen warm en liefelijk!
Zij klapten met hun vleugels en zwommen fier in het water.
“Goddank!” zei het eendje met een zucht; “ik ben zo lelijk, dat de hond mij zelfs niet wil bijten.”
“Het duurt geducht lang met dat ene ei,” zei de eend, die er nu weer op zat.
“Het is te groot!” zeiden allen, en de kalkoense haan, die met sporen ter wereld gekomen was en daarom dacht, dat hij keizer was, blies zich op als een schip met volle zeilen en kwam op hem af; toen klokte hij en werd zijn kop vuurrood.
“Het zijn lieve kinderen die de moeder heeft,” zei de oude eend met het lapje om de poot
“Ik ben ook eens zo beetgenomen en had toen heel wat werk met mijn jongen, want zij waren bang voor het water!”
“Je bent verschrikkelijk lelijk!” zeiden de wilde eenden; “maar dat kan ons niet schelen, als je maar niet met iemand van onze familie trouwt!”
“Kwak, kwak! Gaat maar met mij mee, dan zal ik je in de grote wereld brengen en je in de eendenkooi voorstellen: maar zorgt, dat je dicht in mijn nabijheid blijft, en neemt je voor de kat in acht!”
“Nee, het is geen kalkoen,” dacht de oude eend; “kijk eens, hoe ferm hij met zijn poten slaat en hoe recht hij zich weet te houden!”