Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 3rd person singular) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
What equipment do you mainly use?

Welke apparatuur gebruikt u voornamelijk?

the pill is a contraceptive

de pil is een voorbehoedsmiddel

Tom had never stayed in a hotel before.

Tom heeft nog nooit in een hotel verbleven.

It can be confusing for the user.

Het kan voor de gebruiker verwarrend zijn.

Deportation is often the last resort.

Uitwijzing is vaak het laatste redmiddel.

He stopped playing baseball last season.

Vorig seizoen is hij gestopt met honkballen.

That hole should be filled, not covered.

Dat gat moet opgevuld worden, niet afgedekt.

The network operator maintains the network.

De netbeheerder onderhoudt het netwerk.

She is the presumed winner of the debate.

Zij is de gedoodverfde winnaar van het debat.

The management of bpost doesn’t understand the notification.

De directie van bpost begrijpt de aanzegging niet.

China keeps millions of vehicles off the street

China weert miljoenen voertuigen van de straat

The boundary between home and office has faded

De grens tussen thuis en kantoor is vervaagd

She is no longer a nine-year-old Cinderella.

Ze is geen negenjarige assepoester meer.

Pentecost is a Christian holiday.

Pinksteren is een christelijke feestdag.

It’s becoming more and more popular.

Het is steeds populairder aan het worden.

He often attributes his failures to bad luck.

Hij schrijft zijn mislukkingen vaak toe aan pech.

The tow truck will tow the truck away.

De sleepwagen zal de vrachtwagen wegslepen.

When a fool is silent, he may be considered wise.

Als de dwaas zwijgt, kan men hem voor wijs houden.

The canopy of the sky is sprinkled with stars.

Het gewelf van de hemel is bezaaid met sterren.

The illustrious past shapes our identity.

Het roemruchte verleden vormt onze identiteit.