Het tij is laag.
Hij snurkt.
Is het een wolf?
Mijn oom is rijk.
Hij is nijdig.
Lunch is klaar.
Er is een rel gaande.
Dat klinkt goed.
Hoe bevalt je baan?
Hij is onteerd.
Tom is een ware held.
Is er een TV in de kamer?
Is de vrouw aardig?
Het is chantage.
Is dit chantage?
«Nu sterft er iemand!»
Ik denk dat het klopt.
Verwacht je bezoek?
Er zit een gat in mijn jas.
Dat klinkt prachtig.