Verbs (Present tense, 3rd person singular) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Your daughter’s on drugs.	Je dochter gebruikt drugs.
	Yanni is back in Algeria.	Yanni is terug in Algerije.
	Flattery is not my thing.	Vleierij is niets voor mij.
	Shouldn’t you call the police?	Moet je de politie niet bellen?
	The reason for this is plain.	De reden hiervoor is duidelijk.
	That is strongly discouraged.	Dat wordt sterk afgeraden.
	I’ve got to report it.	Ik moet er een melding van maken.
	Misery never seems to be far away.	Ellende lijkt nooit ver weg te zijn.
	She puts a lot of sugar in her coffee.	Ze doet veel suiker in haar koffie.
	What on earth is going on here?	Wat is hier in hemelsnaam gaande?
	I wonder whether Tom is alive.	Ik vraag me af of Tom nog leeft of niet.
	Every child has the right to education.	Ieder kind heeft recht op onderwijs.
	Retaliation is not a solution.	Vergelding is geen oplossing.
	Such a thing will bring you only misery.	Zo’n ding brengt alleen maar ellende.
	Tom doesn’t understand French very well.	Tom begrijpt Frans niet helemaal.
	“You don’t understand me,” said the duckling.	«Je begrijpt mij niet!» zei het eendje.
	He had broken up with his wife.	Hij heeft met zijn vrouw gebroken.
	“She tried to warm herself,” said some.	«Zij heeft zich willen warmen!» zei men.
	Her job is to help customers.	Haar functie is om klanten te helpen.
	My cat is always up to mischief.	Mijn kat is altijd bezig met kattenkwaad.