Understand spoken Dutch

Verbs (infinitives) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
At last he became exhausted, and lay still and helpless, frozen fast in the ice. Eindelijk werd het moede, bleef doodstil liggen en vroor in het ijs vast.
Can you arch your back, or purr, or throw out sparks? Kun je een hoge rug zetten en spinnen en maken, dat er vonken uit je lijf komen?
I tried to find out how many people really live in this town. Ik trachtte te weten te komen hoeveel mensen er echt wonen in deze stad.
Under no circumstances should you swim in that deep river. Je moet onder geen beding in die diepe rivier gaan zwemmen.
Have you not come into a warm room and don’t you have a company from which you can learn something? Ben je niet in een warme kamer gekomen en heb je niet een gezelschap, waarvan je nog wat kunt leren?
Although the Netherlands and Germany are very similar, the differences are also very significant. Hoewel Nederland en Duitsland veel op elkaar lijken zijn de verschillen toch ook heel aanzienlijk.
and as soon as they were out of his sight, he dived under the water until the bottom, and when he rose again he was almost beside himself with excitement en zodra deze niet meer te zien waren, dook het onder tot op de grond en toen het weer boven kwam, was het als buiten zich zelf
“You are terribly ugly!” the wild ducks said; “But we don’t care as long you don’t marry someone within our family!” “Je bent verschrikkelijk lelijk!” zeiden de wilde eenden; “maar dat kan ons niet schelen, als je maar niet met iemand van onze familie trouwt!”
to carry (long form) te voeren
to wear (long form) te dragen
to dive (long form) te duiken
to hit (long form) te treffen
to polish te poetsen
to close (long form) te sluiten
to stop (long form) te stoppen
to generate op te wekken
to look for a job werk zoeken
to be on a diet op dieet zijn
to die of sterven aan
That would be nice. Dat zou fijn zijn.