Verbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	These are beautiful.	Deze zijn prachtig.
	I arrived last.	Ik kwam als laatste aan.
	I have never been there.	Ik ben er nooit geweest.
	Where does this train go?	Waar gaat deze trein heen?
	Yanni didn’t have a phone.	Yanni had geen telefoon.
	Please do something.	Doe alsjeblieft iets.
	Please sit.	Ga zitten, alsjeblieft.
	I would like to see that.	Ik zou dat wel eens willen zien.
	Is there a telephone in the room?	Is er een telefoon in de kamer?
	I would like to see her every day.	Ik zou haar elke dag willen zien.
	That’s the last thing we need.	Dat is het laatste dat we nodig hebben.
	It was the last evening of the year.	Het was de laatste avond van het jaar.
	Why didn’t you come by bus?	Waarom ben je niet met de bus gekomen?
	By chance, I met her in the street.	Ik kwam haar toevallig op straat tegen.
	And yet she said she was a true princess.	En toch zei zij, dat ze een echte prinses was.
	Even if I wanted to, I couldn’t do that.	Zelfs als ik het zou willen, zou ik dat niet kunnen doen.
	The sun is up.	De zon is op.
	to know (a fact, long form)	te weten
	That is true.	Dat is waar.
	It is true.	Het is waar.