Tom heeft drie kinderen die dokter zijn.
Tom heeft niet gegeten.
Tom heeft niets gegeten.
In welk land is Tom op dit moment?
Tom heeft niet genoeg gegeten.
Tom zijn huis was gemakkelijk te vinden.
Waarom gaan we niet naar Australië met Tom?
Tom is zeer rijk.
Tom helpt Maria.
Vertel Tom waarom.
Is Tom vriendelijk?
Tom helpt nooit in de keuken.
Ik zal niet voor Tom werken.
Tom wil niet dat Mary hem helpt.
Tom helpt zijn ouders elke dag.
Tom en Mary wonen in dezelfde stad.
Tom en Mary wonen in dezelfde staat.
Heeft Tom je over zijn ouders verteld?
Tom en ik zijn op dezelfde dag geboren.
Tom is aan het winkelen in het winkelcentrum.