Het draaide zich als een tol in het water rond, strekte zijn kop hoog in de lucht naar de zwanen uit en gaf zulk een luide en zonderlinge schreeuw, dat het er zelf van schrikte
Het draaide zijn kop om, om hem onder de vleugels te steken; maar op hetzelfde ogenblik stond er een vreselijk grote hond dicht bij het eendje.
Het eendje gaf als zijn mening te kennen, dat het toch ook wel eens anders zou kunnen zijn maar dat kon de kip niet velen.
Het eendje kende die prachtige beesten en werd door een eigenaardige treurigheid aangegrepen.
Het eendje moest in het water rondzwemmen om te maken, dat dit niet helemaal dichtvroor
het eendje moest voortdurend zijn poten gebruiken, opdat het gat niet geheel dicht zou gaan
Het gevoelde zich nu verheugd over al de nood en de ontberingen, die het doorgestaan had.
het kreeg zulk een lust om in het water te zwemmen, dat het zich niet kon weerhouden, dit tegen de kip te zeggen.
Het lag in het moeras tussen het riet, toen de zon weer warm begon te schijnen.
Het liep over veld en weiden; maar er woei zulk een hevige storm, dat het werk had om op zijn poten te blijven staan.
Het vroor, dat het kraakte
Het was een groot en lelijk beest!
Het was heerlijk buiten op het land.
Het was koud, snerpend koud.
Het was lente geworden.
het was overgelukkig, maar volstrekt niet trots
Het was zomer, het koren was rijp, het hooi stond op de groene weiden aan oppers, en de ooievaar liep op zijn lange, rode poten en praatte Egyptisch; want deze taal had hij van zijn moeder geleerd.
Het werd winter.
Het wil maar niet opengaan; maar kijk eens naar de anderen: zijn dat niet de liefste eendjes, die je ooit van je leven gezien hebt?
het wist zelf niet, hoe het zich zou houden