Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I want to drink some water.	Ik wil water drinken.
	the corner of his mouth	zijn mondhoek
	Which languages do you speak?	Welke talen spreek je?
	This meeting is boring.	Deze vergadering is saai.
	after all that excitement	na al die opwinding
	He is really not that bad.	Hij is heus niet zo slecht.
	I do my homework	ik doe mijn huiswerk
	Do you know this word?	Kennen jullie dit woord?
	He ordered a beer.	Hij heeft een bier besteld.
	I’m certainly not about to leave you behind.	Ik laat je heus niet achter.
	No, it’s not a turkey.	Nee, het is geen kalkoen.
	that poor, ugly animal	dat arme, lelijke beest
	How many languages do you speak?	Hoeveel talen spreek je?
	about this time	omstreeks deze tijd
	Where do we know each other from?	Waar kennen we elkaar van?
	Can we see the wine list?	Mogen we de wijnkaart zien?
	his favourite colour	zijn favoriete kleur
	But that doesn’t bother him one bit.	Maar dat zit hem niet dwars.
	Tom said he wanted revenge.	Tom zei dat hij wraak wilde.
	Does your house have a basement?	Heeft jouw huis een kelder?