Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Does this bus stop in Brussels?	Stopt deze bus in Brussel?
	What do you prefer?	Wat heeft je voorkeur?
	She has a scar.	Ze heeft een litteken.
	common	veelvoorkomende
	Sorry, I don’t understand.	Sorry, ik begrijp het niet.
	I must hide.	Ik moet me verbergen.
	the scratch of his feather	het gekras van zijn veer
	She writes beautifully.	Ze schrijft prachtig.
	He made a statue from wax.	Hij maakte een beeld van was.
	She has a chubby cat.	Ze heeft een mollige kat.
	Repeat once more.	Herhaal dit nog een keer.
	I don’t regret anything.	Ik heb nergens spijt van.
	We don’t understand you?	Begrijpen wij je niet?
	We understand why.	Wij begrijpen waarom.
	Does your head hurt often?	Heb je vaak hoofdpijn?
	No one has phoned him.	Niemand heeft hem gebeld.
	His overcoat is worn out.	Zijn mantel is versleten.
	She looked excited.	Zij leek opgewonden.
	She is quite ill.	Ze is behoorlijk ziek.
	Does this train stop in Brussels?	Stopt deze trein in Brussel?