Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I was looking for	ik zocht
	I hate them.	Ik haat ze.
	Do you hate Tom?	Haat je Tom?
	I hate it.	Ik haat dit.
	It is really so.	Het is heus zo.
	one and a half	anderhalve
	I want vengeance.	Ik wil wraak.
	the extent to which	de mate waarin
	Do you have a bank?	Heb je een bank?
	tell me something	vertel me iets
	I hate maths.	Ik haat wiskunde.
	What’s wrong?	Wat zit je dwars?
	What’s tormenting you?	Wat zit je dwars?
	It is less boring.	Het is minder saai.
	Is something bothering you?	Zit je iets dwars?
	Fine, I’ll take it.	Prima, ik neem het.
	Is this what you’ve been looking for?	Is dit wat je zocht?
	It falls apart.	Het valt uit elkaar.
	I am going to study.	Ik ga studeren.
	her age	haar leeftijd