Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	It’s a good policy.	Het is een goed beleid.
	Are you in favor of their policy?	Ben je voor hun beleid?
	I asked for my money back.	Ik vroeg mijn geld terug.
	the number one in the world	de nummer één van de wereld
	They can all drive.	Ze kunnen allemaal rijden.
	This is all that remained for me.	Dit is al wat er bleef voor mij.
	Tom thought it was going to hurt.	Tom dacht dat het pijn zou doen.
	Do you know how long the trip takes?	Weet u hoe lang het rijden is?
	single room	eenpersoonskamer
	I had no idea that Tom was your son.	Ik wist niet dat Tom jouw zoon was.
	Why did Tom buy this?	Waarom heeft Tom dit gekocht?
	but it is where I was born	maar het is waar ik geboren ben
	Just like everyone in the Netherlands.	Net als iedereen in Nederland.
	How will I live with this pain?	Hoe zal ik met deze pijn kunnen leven?
	What did she buy at the shop?	Wat heeft ze in de winkel gekocht?
	I’ve been living in the Netherlands for three years.	Ik woon al drie jaar in Nederland.
	Do you know why Tom bought this?	Weet je waarom Tom dit gekocht heeft?
	his telephone number	zijn telefoonnummer
	How often have you been in the Netherlands?	Hoe vaak ben je in Nederland geweest?
	Heaven knows what there was in the bed!	De hemel mag weten, wat er in het bed geweest is!