De cipier opent de celdeur.
Ik heb dertien medewerkers.
Hij duidt naar het noorden.
Tom heeft dit eerder gezien.
Mijn portemonnee is foetsie.
Het wandtapijt is ouderwets.
Tom was enigszins in de war.
Het vuur heeft hevig gewoed.
Ik kreeg de kluis niet open.
Intussen is er veel gebeurd.
Vandaag ben ik uitermate moe.
De staatsgreep was succesvol.
smaragdgroene fluwelen pakken
the working language is Dutch
Zijn je pantoffels versleten?
Kom niet naar de bijeenkomst.
Ze tastte naar haar sleutels.
Dit huis heeft drie badkamers.
Waar kan ik terecht voor hulp?
Blijf hier zolang als je wilt.